Furor Teutonicus blog | over | volg | teuto | lyme | archief | doneer | todo
🕰️
  ⬩  
✍️ Evert Mouw
  ⬩  
⏱️ 5 min

De hemellichamen als beeld van gaven bij Augustinus

Zon, maan en sterren; de lichten aan de hemel of het “uitspansel”. Al sinds mensenheugenis hebben mensen daar bijzondere symbolische betekenis aan gegeven. Vaak werden ze als goden in de hemel gezien.

Als Augustinus aan het eind van zijn Beleidenissen een symbolische interpretatie geeft van het scheppingsverhaal in Genesis, doet hij hetzelfde. Ik gebruik de vertaling van dr. Alexander Sizoo (2e druk, 1932), die nog van mijn opa was. In hoofdstuk 18 van het laatste (dertiende) boek geeft hij een “zinnebeeldige beteekenis” bij de schepping van de hemelse lichten.

Opvallend is dat hij daarbij een hiërarchie geeft van de “gaven” die mensen gekregen hebben. Zijn hiërarchie volgt m.i. het neoplatoonse patroon, waarbij wijsheid boven kennis staat, en kennis weer boven andere gaven. Tegelijkertijd, en dat is knap, situeert hij de gaven in het “droge” vasteland, eerder al gescheiden van de bittere wateren, want gaven moeten ook vrucht dragen.

Zon

want dezen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid als het groote licht ter wille van hen, die zich verheugen in het licht der heldere waarheid als bij het begin van den dag

Waarheid staat bij Augustinus en veel andere neoplatoonse denkers centraal. De Ene, of God, is waarheid; de niet-waarheid heeft geen onafhankelijk bestaan. Zie ook mijn eerdere bespreking: Vreugde over de waarheid bij Augustinus.

Het “groote licht” is de zon. Het “kleine licht” is de maan:

Maan

een anderen het woord der kennis door denzelfden Geest, als het kleine licht

Ook kennis is een gift van de Geest (of de Ene?), echter dit is een iets kleiner licht dan de “heldere waarheid” die eerder aan de zon gekoppeld werd. Dit kleine licht is al wat wisselvalliger dan het grote licht:

Maar het woord der kennis, waarin alle geheimenissen vervat zijn, die wisselen met de tijden als de maan

Sterren

Er zijn veel sterren aan het uitspansel, en zo zijn er ook veel verschillende gaven die aan mensen gegund worden. Mensen zijn dus in dat opzicht ongelijk; ze krijgen verschillende gaven.

en een anderen het geloof;
een anderen de gaven der gezondmakingen;
een anderen de werkingen der krachten;
een anderen profetie;
een anderen onderscheiding der geesten;
een anderen menigerlei talen,
en dit alles als de sterren.

Een aantal van deze gaven of talenten of vermogens worden in de wereld van vandaag niet meer erkend. Het moderne wereldbeeld is reductionistisch-materialistisch. Het wereldbeeld van Augustinus was juist transcendent; alle inzicht, alle schepping kwam uit een soort centrale bron van bewustzijn:

Doch deze dingen alle werkt de een en dezelfde Geest, deelende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil en doende de sterren verschijnen, zoodat ze lichten tot heil.

Hoewel de Bron, de Ene, onveranderlijk is, zijn de reflecties of scheppingen of gaven niet alle even nabij die bron; elk deel heeft een eigen functie.

en de kennis der overige gaven, die daarna als de sterren vermeld werden, verschillen zooveel van die schittering der wijsheid, waarin zich de genoemde dag verheugt, dat ze slechts zijn tot heerschappij des nachts.

Die functie wordt ook uitgelegd. De kleine lichtjes van de sterren zijn voor hen, die zelf ook ver afstaan van de Ene, en die het grote licht nog niet verdragen kunnen.

Maar de natuurlijke mensch, als een kind in Christus, dat met melk wordt gevoed, totdat het krachtig genoeg is voor vaste spijs en zijn oog versterkt heeft, zoodat het de zon kan aanschouwen, moet zijn nacht niet geheel lichtloos hebben, maar tevreden zijn met het licht der maan en sterren.

Geen planeten

De planeten of “zwervers” ontbreken bij de lichten van het uitspansel, waarschijnlijk omdat Augustinus zich wilde beperken tot de lichten zoals genoemd in Genesis 1:14 die een onderscheid maken tussen dag en nacht, en die de structuur en het ritme van de wereld tekenen. De planeten vallen daarbuiten.

En God zeide: Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tussen den dag en tussen den nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren! (Gen. 1:14)

Suprarationaliteit en Logos

Op mijn weblog heb ik het vaker behandeld; emergentie, suprarationaliteit en Logos. De neoplatoonse denkers geloofden dat er een hogere vorm van inzicht en bewustzijn was boven de logica of ratio, boven kennis, een vorm van suprarationaliteit of Nous of Logos, een totale vorm van inzicht en licht. Augustinus gebruikt ook dit model, dat ruimte laat voor een onvermogen van het kleine menselijke verstand om alles in het universum te begrijpen, waardoor er ruimte overblijft voor het mysterie.

Deze manier van denken is toch meer bescheiden, en ook rationeler, dan de aanname dat we met onze beperkte kennis en beperkte menselijke rationaliteit werkelijk toegang zouden hebben tot alle raadselen van het universum – of van onszelf. En tegelijkertijd leidt deze manier van denken tot het lastig te bewijzen beeld dat er een hoge, actieve, scheppende bron van alle licht, waarheid en bewustzijn is. Dit is het licht der wereld.

Heilig vuur en het licht der wereld

En toch bestaat het hogere inzicht, dat zich niet goed in woorden laat vangen. En dat licht moet vrucht dragen, moet vruchtbaar zijn; daaraan is het te herkennen, impliceert Augustinus in het erop aansluitende hoofdstuk. Maar om die vrucht te ontvangen, moet eerst alles opgegeven worden. En dan wordt dat 19e hoofdstuk afgesloten met een referentie naar het heilige vuur, een concept al zo bekend uit de oude Perzische religie, hervormd door de Zarathustra, waarvan de magoi (priesters, wijzen, magiërs) volgens het Evangelie de ster van Betlehem volgden en het Kind eer kwamen bewijzen.

Want zie, even alsof God zeide: “Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels”, geschiedde er haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen gedrevenen wind en er werden gezien verdeelde tongen, als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen, en er werden lichten in het uitspansel des hemels, hebbende het woord des levens. Gaat heen overal, heilige vuren, schitterende vuren. Want gij zijt het licht der wereld en gij zijt niet onder een korenmaat. Hij is verhoogd, dien gij aanhingt, en Hij heeft u verhoogd. Gaat heen en wordt bekend allen volken.

Een scan van de betreffende tekst; pp. 366–367.

( OpenGraph image: 13th day from new moon, Paramanu Sarkar, 2020